Cijfertjes, lettertjes, ze rollen voorbij op de smartphone. Vanuit mijn ooghoek gluur ik naar de jongeman
naast me, de eigenaar van het apparaat.
Hij op zijn beurt gluurt naar buiten
door het vliegtuigraampje, onafgebroken, zodat ik hem ongegeneerd kan gadeslaan. Mooie jeans,
leren jekkie, een keurige tas, zijn haar donkerbruin en weelderig, nonchalant netjes geknipt. Afgaande op zijn
achterhoofd en aankleding schat ik hem
half tot eind twintig jaar.
Aan mijn andere zijde mijn zoon van zestien. Vliegen met je kind maakt dat je je extra kwetsbaar voelt.
‘Niks van laten merken’, instrueer ik
mezelf. We lachen om mensen die, zoals
op de heenreis, applaudisseren bij de landing. Raar, vind ik. Het is de piloot
zijn werk. ‘Stel je voor dat ik applaus
krijg bij elk plaatje dat ik op het werk
maak!’
De cijfertjes en lettertjes blijven maar doorrollen - af en toe werpt de vreemdeling er een blik op, om
vervolgens weer strak naar buiten te
kijken. Wat meet hij? Wat checkt hij?!
Ik probeer langs hem heen door het kleine raampje te kijken, maar zie, voor zover ik al iets kán
zien, niks bijzonders. Asfalt en de
luchthaven Sheremetyevo in Moskou. Of
kijkt hij enkel naar buiten om zijn gezicht niet te laten zien?
‘Ik stel voor dat als je snode plannen hebt, je daar nú mee komt.’ Ik zeg het natuurlijk niet hardop,
een mens wordt niet graag voor gek
versleten. Bovendien zou de verdachteling
naast me zijn eigen plannen in het water gooien. Wat doe je dan, preventief uitstappen?
Op tien kilometer hoogte, de gordels mogen net los, staat hij op, wurmt zich langs ons en gaat naar het
toilet. Ik tel. Anderhalve minuut. Lijkt
me te kort voor - ja voor wat eigenlijk?
Dan rollen de stewards de maaltijden binnen. Ik stel mezelf een ultimatum: als hij níet eet
mag ik in paniek raken. Anders: ophouden
met deze nonsens. Met smaak verorbert
hij de geserveerde pasta en bestelt er tomatensap
bij. Op dat moment zie ik zijn gezicht: jong, vriendelijk. ‘Of dat wat zegt!’ probeert het
stemmetje in mijn hoofd nog. Mijn
verstand antwoordt: ‘Loslaten’.
Dan gaat hij wéér naar het toilet. Ik kan niet nalaten te timen. Nog geen minuut later is hij weer
terug. Buiten zie ik inmiddels de vaste
grond dichterbij komen. Schier eindeloze
rijen windturbines. Nederland! Maar daar zijn ze weer: de rollende cijfertjes en lettertjes op
het schermpje in de hand van de
onbekende jongeling. ‘Wat zou het?’ vraag
ik me af. Waarom nu, hier, boven de windturbines? Maar een reden niet kennen wil niet zeggen dat
er geen is. Dan ploppen de oren dicht.
De daken komen dichterbij. Autootjes.
Bomen. Asfalt. En.. touchdown! Onmiddellijk krijg ik de neiging op te springen en te
applaudisseren. Gelukkig heb ik mijn
handen vol en de gordel om.