vrijdag 21 september 2012

Tais-toi

Het Franse ventje blijft maar dreinen. Vanaf mijn handdoek zie ik hem staan, aan de rechterkant van het kleine strandje bij het meer. Hij draagt een zwemvestje. Jengel, jengel. Ik probeer er niet op te letten. Ik pak mijn boek, vastberaden het die middag uit te lezen.

Na drie bladzijden sluipt het gedrein weer mijn oren binnen. Ik zucht. Waar zijn zijn ouders? Waarom zĂ©ggen ze er niks van? Waarom lopen mensen hem voorbij terwijl hij daar in zijn eentje zit te jammeren? Er loopt een man op hem af, nee, hij loopt hem voorbij, raapt een tak op en loopt terug. Bij het mannetje stopt hij, pakt hem hardhandig bij de bovenarm en dreigt met de tak. “Tais-toi!”, hou je mond! Het is een vrij jonge man. ‘Een kind met een kind’ zou mijn oma gezegd hebben. De man sleept het ventje mee naar de andere kant van het strandje, waar het tweetal neerploft in een groepje van een aantal volwassenen, een paar tieners en een enkele peuter.

Twee hoofdstukken verder hoor ik hem weer, nu dus vanaf links. Op zijn handdoekje zit hij weer te huilen, zonder tekst, maar met een flink volume. De jongeman heft de tak op en slaat het jochie er een paar keer flink mee op zijn benen. Hij krimpt ineen - ik ook - maar hij blijft huilen. Vanuit omstanders klinken er wat protesten. Moet ik me er ook mee  bemoeien? Is dit in Frankrijk een gangbare opvoedmethode? Even later is het weer stil.

Dan vertrekt het hele gezelschap. Het jochie huilt niet meer; hij heeft een stuk stokbrood in zijn hand en sjouwt achter de anderen aan. ‘Eind goed, al goed’, denk ik laf. En: ‘Die ben ik over tien minuten vergeten’.
Maar dat was tien dagen geleden.