woensdag 28 augustus 2013

Troetels

Ik kom de supermarkt uit. "Heeft u ook Troetels, mevrouw?" roepen een paar kindertjes achter dranghekken. Ik stop. Ze kijken me verwachtingsvol aan. "Wat denk je zelf?" vraag ik. Dat is heel modern, dat doet mijn huisarts ook.

"Ja.." zegt het eerste jongetje aarzelend. "Ja!" roept zijn buurjongetje. Hij kijkt me strak aan met bolle ogen, zijn bovenlijf over het hek geleund in mijn richting.
Het meisje naast hem zegt zachtjes: "Nee.." Ze heeft gelijk. "Inderdaad," zeg ik, "je hebt gelijk. Als ik er één had, zou je hem krijgen. Maar dan had je ongelijk gehad."

Daar moet ik zelf even over nadenken.


woensdag 14 augustus 2013

Vlucht

Cijfertjes, lettertjes, ze rollen voorbij op de smartphone.  Vanuit mijn ooghoek gluur ik naar de jongeman naast me,  de eigenaar van het apparaat. Hij op zijn beurt gluurt naar  buiten door het vliegtuigraampje, onafgebroken, zodat ik  hem ongegeneerd kan gadeslaan. Mooie jeans, leren jekkie, een keurige tas, zijn haar donkerbruin en weelderig,  nonchalant netjes geknipt. Afgaande op zijn achterhoofd  en aankleding schat ik hem half tot eind twintig jaar.

Aan mijn andere zijde mijn zoon van zestien. Vliegen met  je kind maakt dat je je extra kwetsbaar voelt. ‘Niks van  laten merken’, instrueer ik mezelf.  We lachen om mensen die, zoals op de heenreis, applaudisseren bij de landing. Raar, vind ik. Het is de piloot zijn  werk. ‘Stel je voor dat ik applaus krijg bij elk plaatje dat ik  op het werk maak!’

De cijfertjes en lettertjes blijven maar doorrollen - af en  toe werpt de vreemdeling er een blik op, om vervolgens  weer strak naar buiten te kijken. Wat meet hij? Wat checkt  hij?! Ik probeer langs hem heen door het kleine raampje  te kijken, maar zie, voor zover ik al iets kán zien, niks  bijzonders. Asfalt en de luchthaven Sheremetyevo in  Moskou. Of kijkt hij enkel naar buiten om zijn gezicht niet  te laten zien?
‘Ik stel voor dat als je snode plannen hebt, je daar nú  mee komt.’ Ik zeg het natuurlijk niet hardop, een mens  wordt niet graag voor gek versleten. Bovendien zou de  verdachteling naast me zijn eigen plannen in het water  gooien. Wat doe je dan, preventief uitstappen?  

Op tien kilometer hoogte, de gordels mogen net los, staat  hij op, wurmt zich langs ons en gaat naar het toilet. Ik tel.  Anderhalve minuut. Lijkt me te kort voor - ja voor wat  eigenlijk? Dan rollen de stewards de maaltijden binnen.  Ik stel mezelf een ultimatum: als hij níet eet mag ik in  paniek raken. Anders: ophouden met deze nonsens. Met  smaak verorbert hij de geserveerde pasta en bestelt er  tomatensap bij. Op dat moment zie ik zijn gezicht: jong,  vriendelijk. ‘Of dat wat zegt!’ probeert het stemmetje in  mijn hoofd nog. Mijn verstand antwoordt: ‘Loslaten’.

Dan gaat hij wéér naar het toilet. Ik kan niet nalaten te  timen. Nog geen minuut later is hij weer terug. Buiten  zie ik inmiddels de vaste grond dichterbij komen. Schier  eindeloze rijen windturbines. Nederland! Maar daar zijn ze  weer: de rollende cijfertjes en lettertjes op het schermpje  in de hand van de onbekende jongeling. ‘Wat zou het?’  vraag ik me af. Waarom nu, hier, boven de windturbines?  Maar een reden niet kennen wil niet zeggen dat er geen is.  Dan ploppen de oren dicht. De daken komen dichterbij.  Autootjes. Bomen. Asfalt. En.. touchdown! Onmiddellijk  krijg ik de neiging op te springen en te applaudisseren.  Gelukkig heb ik mijn handen vol en de gordel om.